Het probleem zijn niet zozeer de woorden zelf, als wel de intentie waarmee ze worden gebruikt. De gevoeligheid van het woord speelt vooral op wanneer we iets willen typeren; als het woord zegt iets over de gebruiker of de groep waartoe hij behoort. En we typeren er wat op los. Die stekeligheid wordt al minder als woorden worden gebruikt om een idee over te brengen. Kwetsende woorden willen geen idee overbrengen, ze willen iemand in diskrediet brengen.
Ik las in de Zhuangzi, een oud taoïstisch werk:
‘Het doel van een fuik is vissen te vangen en als de vissen gevangen zijn, denkt men niet meer aan de fuik. Het doel van een konijnenval is konijnen te vangen; als de konijnen gevangen zijn, wordt de val vergeten. Het doel van woorden is ideeen te ontvouwen. Als de ideeen zijn begrepen, denkt niemand meer aan de woorden. Waar vind ik de mens die de woorden heeft vergeten? Met hem zou ik wel eens willen praten.’
We maken de woorden belangrijker dan de ideeen. Misschien moeten we ze minder gebruiken om te typeren en meer om uit te leggen wat we bedoelen. Meer woorden vuil maken en minder vuile woorden maken.
Roland van der Vorst is Head of Innovation bij de Rabobank en publiceerde deze column ook in het Financieele Dagblad.