Je moet niet kijken waar je in een woonwijk nog groen kwijt kan, je moet het omdraaien: waar moet het groen wijken voor weg. Die stelling nam Jasper Vollgraff mee uit zijn studie bij de academie Bestuur Recht en Ruimte met de studierichting Stedenbouwkundig Ontwerpen. Hij bekeek opties van smart city-technologie op de openbare ruimte, waarbij hij die technologie vooral ten dienste van zoveel mogelijk groen wilde laten staan.
Want als je mensen vraagt waar ze in de snel toenemende technologische mogelijkheden het meest behoefte hebben, is dat geen technologie, maar groen! “Die nieuwe behoefte is hoogwaardig groen: natuur en recreatie om de hoek. Omdat je fijn wil wonen in die wijk waar je steeds meer tijd van de dag doorbrengt en waar je sociale leven zich steeds meer gaat afspelen gaat vragen.”
Het onderzoek van Volgraff werd aan het begin van corona afgerond, dus van het vast blijvende thuiswerken was toen nog geen sprake. Inmiddels kunnen we wel stellen dat daar waar het kan, mensen niet meer hun hele aanstelling op kantoor zitten. Je thuis, maar ook de plek waar je huis staat wordt dus steeds belangrijker.
Vollgraff: “We werken steeds meer thuis en gaan in de pauze naar buiten om even de zinnen te verzetten. Op kantoor doe je dat met collega’s, maar thuis wil je ook een wandelrondje kunnen maken in een omgeving dat fijn voelt.” En dat is helemaal niet zo ingewikkeld te realiseren. Leg per een paar straten een grotere centrale parkeerplaats aan, met zonnepanelen op het dak, en allemaal laadpalen. Van daar kun je naar huis lopen of fietsen, desnoods laat je er een zelfrijdend voertuig voor rijden. Meer weg heb je dan niet nodig. Je krijgt er een heel andere wijk door, waar groen en sociaal contact centraal staan.
Je zou iedere nieuwe wijk volgens zo’n concept kunnen inrichten. Maar je kunt er ook werk van maken bij al bestaande wijken. Vollgraff gebruikt daar de Groene Onderlegger voor. Het eerste papier dat op tafel komt als je plannen maakt voor een wijk, ook gaat er maar één straat op de schop. Die groene onderlegger is wat Vollgraff betreft ook echt bedoeld om het hele plangebied groen te maken. Daarna teken je in wat er bij moet. Dat je dus wat groen weggumt voor een weg. Dat levert heel andere gesprekken op aan de tekentafel, dan wanneer je tot slot ook nog wat groen in te tekenen hebt.
De mobiliteitshubs op strategische posities in de wijk zijn volgens Vollgraff niet ingewikkeld te maken. “Verzamelplaatsen waar je vanuit de wijk naar toe kunt lopen, fietsen, steppen, wat je maar wil, vanwaar je een deelauto of bus pakt als je verder weg moet, je bestelde pakketjes ophaalt en je afval heen brengt. Op deze manier hoeven al die bezorgdienst-busjes en vuilniswagens niet langer de wijk in. In de wijk zelf heb je dan alle rust ruimte en veiligheid om te recreëren, alsof je in een soort van recreatiepark woont.”
De mobiliteitshubs maken het tegelijkertijd wel goed mogelijk om met het OV of een vorm van deelvervoer grotere afstanden af te leggen. Want als we meer thuis werken hebben we minder reistijd en vermoedelijk leidt dat er toe dat we voor die enkele keer in de week bereid zijn verder te reizen. Het is ook niet uitgesloten dat we vrienden blijven onderhouden die verder weg wonen. Volgens Vollgraff geeft een groene woonwijk tegelijk meer kansen om buiten die woonwijk meer ruimte voor vervoersopties te organiseren.
“De tijd is wel definitief voorbij dat de hele familie in één en dezelfde straat of dan toch in elk geval in dezelfde wijk woont. Het is veel gewoner geworden dat je tante aan de andere kant van het land woont. Daar wil je ook goed naar toe kunnen. Vanuit die verkeershubs is dat heel goed mogelijk. Dus ín de wijk minder vervoer en buiten de wijk juist heel goed georganiseerd.”