Een woonwijk moet uitnodigen elkaar te ontmoeten

Onze woonwijken zijn eigenlijk monoculturen en we weten dat daar niks goeds van komt. We staan op het punt een woningtekort weg te poetsen. Laten we daarbij het accent leggen op de buitenruimte waar we elkaar ontmoeten. Dat is beter voor alles.

Interessant? Deel het artikel

Foto: PX Here
Foto: PX Here

Je ziet het pas als je het doorhebt, zei Johan Cruijff ooit eens, ik had van de week ook zo’n moment. Ik was in gesprek met een architect die me uitlegde dat de architectuur van een wijk mede bepaalt hoe de interactie tussen mensen in de openbare ruimte plaats vindt. “Zoals we nu bouwen, dat is pure monocultuur, en van de landbouw weten we allemaal wat daar van komt.”

Als opgeleid sociaal, cultureel, en straathoekwerker (dat werk wat nu de wijkagent probeert te doen, maar dat alleen al vanwege zijn uniform niet kan) heb ik vaak nagedacht hoe je het gesprek van de samenleving op gang kunt brengen. De usual suspects komen op de wijkvergadering in het warme buurthuis praten over de overlast van randgroepers die op dat moment hun dingetje doen op een verlaten betonveldje met hufterproof hokje ernaast. “Hun dingetje doen? Rotzooi trappen. Het park onveilig maken!” zeggen ze op die wijkvergadering. “Ze begrijpen ons toch niet. We doen nog geen mug kwaad,” halen de jongeren hun schouders in de hoodie op. Hoe krijg je die nu met elkaar aan de praat.

Door ze elkaar tegen te laten komen, zei de architect, buiten, in de openbare ruimte. Dat kun je mede bewerkstelligen door huizen zo te bouwen dat de buitenruimte aangenaam wordt. Als je dan ook nog voor een gemêleerd aanbod van huizen zorgt, komt iedereen van alle rangen standen elkaar tegen. We hebben het verder niet over de details van zo’n wijk gehad, want het gaat niet om de uiteindelijke uitvoering, het gaat over het proces waaruit zo’n wijk ontstaat. Dat is per stad, wijk, deel van Nederland anders.

Dat was voor mij zo’n moment van dat je het pas ziet als je het doorhebt. Vanuit het sociaal cultureel werk wil je bepaalde groepen van de samenleving meer kansen bieden dan ze zelf voor elkaar krijgen. Maar zoals we de samenleving nu ingericht hebben, zou dat wel eens dweilen met de kraan open kunnen zijn. Die wijk aan de andere kant van het spoor, het kanaal, de drukke weg, die ga je er nooit bij krijgen. We hebben dorpen, wijken en steden zo ingericht dat we alleen ons eigen soort tegenkomen. Dat geldt ook voor de vinex-wijken of andere snel uit de grond gestampte woonwijken om maar dak genoeg te hebben, het zijn monoculturen die doodbloeden. Als we toch eens de kans hadden dat over te doen… In de Bijlmer in Amsterdam (El Al-vliegtuig) en Roombeek in Enschede (vuurwerkramp) hadden ‘we’ dat. Moet je zien hoe anders die wijken heropgebouwd zijn.
En tegelijk bouwen we elders overal weer monocultuur-wijken.

Als je de mensen uitdaagt elkaar buiten tegen te komen, hoe interessant is het dan ook over die buitenruimte na te denken. Ik sprak daar een ingenieur over van een ontwerp- en adviesbureau dat gespecialiseerd is in ontmoeten, bewegen en spelen in de buitenruimte. Zijn visie: een speeltuintje is niks waard. Voor het kind maar even leuk, voor pappa, mamma, opa en oma niet eens even. Een speelpark is al beter, maar nog te beperkt. Veel mooier is de hele buitenruimte in te richten voor ontmoeten, een spannende skatebaan met een pad voor rolstoelers erlangs. Heb je beiden wat extra te beleven. Moet nogal gek gaan als dat niet een keer tot een gesprekje leidt. Zo’n gesprekje: het begin van weet jij veel?

(tekst gaat verder onder de foto)

Foto: PX Here

Ik kreeg steeds meer het gevoel dat ik het doorhad, want ik zag het helemaal voor me. Totdat ik een cultureel antropologe sprak die gespecialiseerd is in hoe culturele aspecten oorzaak en gevolg zijn van de kwaliteit van interactie tussen verschillende lagen van de bevolking. Zij legt de nadruk op ‘het ondertussen’. Ik moest daarbij denken aan die oude wijsheid dat onderweg zijn belangrijker is dan overkomen, maar ik kreeg als repliek dat die wijsheid wel nog uitgaat van ‘overkomen’. Interactie tussen mensen ís al het ding. Onderweg zijn is het doel, overkomen helemaal niet meer. Waar je vandaan komt is een gegeven, waar je naar toe gaat is eigenlijk niet zo belangrijk. Dát je ergens naar toe gaat is een gegeven, maar waar naar toe? Laten we dat maar mooi door ‘het ondertussen’ laten bepalen.

Kennis brengt je van A naar B, zei Einstein, vanuit het sociaal cultureel werk had ik geleerd daar op te focussen, op weg naar B. Maar Einstein zei er achter aan dat verbeelding je naar overal brengt.

Dus dan heb je een architectuur voor wijken die uitnodigt naar de buitenruimte te gaan die uitdaagt te ontmoeten om samen te praten over het ondertussen. Een gesprek dat ik ondertussen dan wel zou willen aangaan is of ik nog iets over het hoofd zie, want voordat ik deze visie tegen het lijf liep, dacht ik ook al wel een weloverwogen standpunt te hebben, maar toen zag ik het blijkbaar nog niet.

Wat mij betreft mag geen enkele wijk meer gebouwd worden als die niet aan deze principes voldoet. We willen af van de megastallen en grasfaltweilanden in het buitengebied, we gunnen de mens in zijn stad of dorp toch ook beter dan de monocultuur van nu?

Interessant? Deel het artikel

Blijf op de hoogte

Abonneer je op onze nieuwsbrief zodat we je geregeld op de hoogte kunnen houden.
Wat zouden we het leuk vinden als je ons ook een mail stuurt met waar jij gelukkig van wordt.

Meer over

Blijf op de hoogte

Abonneer je op onze nieuwsbrief zodat we je geregeld op de hoogte kunnen houden. Wat zouden we het leuk vinden als je ons ook een mail stuurt met waar jij gelukkig van wordt.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *