In Salland is een oude burcht ontdekt. Kasteel Ramelo. Laat ik nou daar mijn jeugd doorgebracht hebben, precies op die plek! Hoe zou de wereld er ten tijde van die burcht hebben uitgezien? Bernard Lietaer, een Belgisch econoom en schrijver, hielp me daar over na te denken. Het werd een parabel over onbegrensde groei die de kasteelheer van Ramelo zich destijds liet voorspiegelen door zijn zwager uit Hanzestad Deventer. Een sprookje dat slecht afloopt, want groei is niet onbegrensd.
Op het binnenplein van Ramelo was het zaterdag, dus waren er mensen uit de verre regio naar de markt gekomen met kippen, eieren, hammen en broden. Ze gingen er langdurig onderhandelingen aan met elkaar om te ruilen wat ze nodig hadden. Tien eieren voor een brood was die dag een goede, want vooral eerlijke ruil, waar beide nieuwe eigenaren gelukkig mee waren.
Deze parabel is feitelijk van Bernard Lietaer die het in iets andere vorm opschreef in zijn boek ‘Het geld van de toekomst’. Charles Eistenstein verlengde die parabel in ‘Naar een economie van Verbinding’ naar deze tijd. Ik bouwde hem om naar mijn eigen woonomgeving waar landbouw en gif hand in hand gaan voor onze voedselproductie.
Dat was de gewoonte: goed onderhandelen voor een eerlijke ruil met aan het eind allemaal tevreden mensen. Behalve in tijden van oogst of als aan iemands schuur na een storm grote reparaties gepleegd moesten worden. Dan deden de Sallanders niet aan ruilen. Dan hielpen ze elkaar belangeloos verder. Iedereen wist dat anderen hen, als ze eens een probleem zouden hebben, op hun beurt zouden helpen. Die traditie om elkaar te helpen, hadden ze van hun ouders en die weer van hún ouders meegekregen.
Als ze elkaar allemaal geholpen hadden met de oogst, vierden ze aan het eind van het seizoen samen een groot feest. Een oogstfeest, met muziek van de lokale troubadour.
De man met glimmende schoenen
Deze marktzaterdag kwam er een vreemdeling op de markt af. Hij had glimmende zwarte schoenen aan en een elegante witte hoed op. Hij bekeek het hele gedoe met een minzaam glimlachje. Toen hij een boer zag rondrennen om de zes kippen te vangen die hij wilde ruilen tegen een grote ham, kon hij niet nalaten te lachen.
‘Arme mensen,’ zei hij, ‘wat doen jullie primitief’.
De vrouw van de boer hoorde dat en daagde de vreemdeling uit. ‘Wat wou jij dan?’, of zoals het in Ramelos dialect met veel inslikken van halve woorden klonk”: ‘wa’ wo’ j’?’ ‘Denk jij dat je die kippen op een betere manier kunt vangen?’
‘De kippen niet’, antwoordde de vreemdeling. ‘Maar er is een betere manier om al die moeite te voorkomen.’
‘O ja? Hoe dan?’ vroeg de vrouw.
‘Zie je die pomp daar bij de brug over de slotgracht?’ zei de vreemdeling. ‘Welnu, daar zal ik wachten tot een van jullie mij een grote gelooide koeienhuid brengt. Laat dan alle gezinnen bij mij komen. Ik zal een betere manier uitleggen.’
En zo gebeurde. Hij nam de koeienhuid, sneed daar perfecte cirkels uit en drukte een fijn uitgewerkt en gracieus stempeltje met de letters ‘Wawoj’ op elk schijfje, zoals hij het de vrouw had horen zeggen. Toen gaf hij elk gezin tien schijfjes en legde uit dat elke wawoj de waarde had van één kip.
‘Nu kunnen jullie met die Wawoj’s gaan handelen in plaats van met onhandelbare kippen’, legde hij uit.
Dat klonk verstandig. Iedereen was onder de indruk van de man met de glimmende schoenen en de ontzag inboezemende hoed. ‘O, tussen haakjes’, voegde hij toe, toen elk gezin zijn tien Wawoj’s had gekregen, ‘over een jaar kom ik terug, dan loop ik weer naar deze pomp. Ik wil dat ieder van jullie dan elf Wawoj’s heeft en mij die elfde geeft. Dat is een bewijs van waardering voor de technologische verbetering die ik zojuist in jullie leven heb mogelijk gemaakt.’
‘Maar waar moet dat elfde schijfje vandaan komen’, vroeg de boer met de zes kippen.
‘Dat zul je vanzelf wel merken’, zei de man met een geruststellend lachje. En hij verliet de markt.
Bizar dat we ons ruilmiddel geld in vertrouwen stellen aan commerciële bedrijven die er alleen maar winst mee willen maken.
Op zoek naar extra Wawoj’s
Dat gingen de inwoners van Salland inderdaad meemaken in het jaar en de jaren daarop. De zaterdagmarkt op het binnenplein van Ramelo ging gewoon door. Vanwege de Wawoj werd er minder gehandeld, want kregen boter, kaas en eieren meer een vaste prijs, wat best handig was. Maar gelukkig werden de bezoekers van de markt niet meer na een ruil. Want ze probeerden naast een eerlijke ruil, ook een elfde Wawoj in het bezit te krijgen.
Iedereen begon in de gaten te krijgen dat als er niet meer Wawoj’s bijkwamen, dat dat eigenlijk alleen maar kon ten koste van een ander. Uiteindelijk moest dus een op de elf gezinnen al zijn Wawoj’s verliezen, zelfs als iedereen zijn zaakjes goed voor elkaar had, opdat tien andere gezinnen aan die elfde Wawoj konden komen.
Er ontstond zelfs een beetje onrust en wantrouwen naar elkaar. Toen een storm het gewas van een van de gezinnen bedreigde, werden hun buren ineens minder scheutig met hun tijd om de oogst van dat gezin binnen te halen vóór de rampspoed zou toeslaan.
Die Wawoj’s waren veel handiger op de marktdag, dan dat je kippen ruilde, maar het onbedoelde neveneffect was dat de spontane samenwerking die in Salland zo traditioneel was, actief ontmoedigd werd. In plaats daarvan leidde het nieuwe geldspel tot een systematische ondertoon van concurrentie tussen alle deelnemers. De wetenschap dat alleen de man met de witte hoed Wawoj’s er bij kon maken, vergrootte het gevoel van concurrentie, maar deed ook het wantrouwen in elkaar toenemen: zou er iemand vals spelen?
Een jaar later
Na een jaar kwam de man met zijn glimmende schoenen weer naar de zaterdagmarkt in Ramelo. De dorpelingen vroegen de man met de hoed om meer Wawoj’s omdat ze graag weer naar het onbezorgde leven van vroeger terug wilden keren. Dat wilde de man best. Maar alleen voor degene die kon garanderen dat ze er na een jaar weer meer hadden. ‘Aangezien iedere Wawoj een kip waard is, leen ik alleen extra Wawoj ‘s aan mensen die meer kippen hebben dan Wawoj ‘s die ze me al verschuldigd zijn. En wie mij niet terugbetaalt, die zal ik de kippen afpakken. En oke, omdat ik zo aardig ben, zal ik ook Wawoj’s maken voor mensen die nu nog geen extra kippen hebben, mits ze me de verzekering geven dat ze in de toekomst meer kippen zullen fokken. Met een goed businessplan kun je dan extra Wawoj’s krijgen. Maar dan moet je wel over een jaar op iedere tien geleende Wawoj’s er elf terug betalen. Maar als je een goede boer bent kun je per jaar wel tot 20% meer kippen fokken, dus als je mij terugbetaalt, word je zelf ook rijk.’
Meer produceren! Dan kan niet iedereen meekomen. Maar de meesten wel
De dorpelingen twijfelen, omdat de nieuwe Wawoj’s ook weer tien procent rente op moeten leveren. Dan hadden ze er straks met z’n allen net zo goed weer te weinig. Maar de man met de hoed stelde ze gerust: ‘Als het een keer zo ver is, maak ik er gewoon weer wat Wawoj’s bij. Zolang jullie bereid zijn meer kippen te fokken, komt dat goed.’
Dan stapt er een kind naar voren en vraagt de man met de hoed: ‘Mijn familie is ziek en ze kunnen geen kippen extra fokken. Kan ik toch wat extra Wawoj’s krijgen?’
‘Nee dat kan ik niet doen. Ik kan alleen maar extra Wawoj’s geven aan degene die me terug zullen betalen. Maar jouw familie kan wel een paar kippen in onderpand geven in ruil voor Wawoj’s. Of je moet als familie toch wat harder werken.’
Behalve voor een paar onfortuinlijke dorpelingen, functioneerde het Wawoj-systeem prima. Er werden veel nieuwe kippen gefokt om de man met de hoed terug te betalen. Een enkeling had pech of nam verkeerde beslissingen. Die ging failliet, maar kon in dienst komen van de meer fortuinlijke buurman die hun boerderij overnam en daarom nog meer kippen kon fokken.
Over het algemeen nam de hoeveel kippen per jaar toe met tien procent. Het boerenleven groeide en groeide. In de buurt van Ramelo startten anderen zelfs een proefbedrijf voor varkens om te kijken of je daar ook winst mee kon maken. Er moesten uiteindelijk zelfs meer mannen met hoeden aan de slag om Wawoj’s te maken, te verdelen en te bewaken. Het dorp groeide en groeide.
Salland geeft ruimte voor nog meer meer en meer
In de jaren daarna ontstonden er soms problemen. Zo werd duidelijk dat niet iedereen altijd kippen nodig had. Kinderen konden geen eieren meer zien. Er werden allerlei producten van ei gemaakt die ze eerst niet aten en die ook wel ongezond waren. Er ontstonden zelfs eiergooiwedstrijden en als er ruzie was, bekogelden de dorpelingen elkaar met eieren. Omdat er genoeg veren waren, werden donzen dekbedden ieder jaar vervangen terwijl ze nog best goed waren. Het werd zelfs mode iedere maand een nieuw dekbed te nemen. De kasteelheer, zwager van de man met de hoed, besloot tot een marketingcampagne ‘Salland geeft Ruimte’ dat er meer vraag naar kippen moest komen. Maar dat werd een daverende mislukking.
Op een dag merkten de oudjes van het dorp, uit de tijd dat ze nog zonder Wawoj’s zes kippen voor een ham ruilden op de markt, dat de ooit groene en vruchtbare velden rondom Ramelo er dor en mistroostig bijlagen. De oorspronkelijke vegetatie was gekapt om maïs te bouwen voor kippenvoer. De meertjes en beekjes die eerder vol vis zaten, waren veranderd in stinkende riolen. De oudjes kwamen in protest. Een oude vrouw riep: ‘dit moet ophouden, als dat zo doorgaat komen we om in de kippenstront!’
Maar de man met de hoed en de kasteelheer stelden haar gerust. Even verderop was een ander dorp dat nog vruchtbaar en groen was, daar konden ze wel uitbreiden.
De man met de hoed zei: ‘De mannen uit jullie dorp gaan daar bedrijven beginnen en besteden het werk uit aan de mensen die daar wonen. En als ze niet mee willen werken… ze moeten wel, want wij zijn met meer.’
De kasteelheer: ‘We kunnen nu niet meer stoppen met groeien. Want dan kunnen onze buren hun schuld aan jullie niet afbetalen.’
De man met de hoed dacht: ‘Precies, en dan kan ik geen nieuwe Wawoj’s meer maken. Dan zou ik zelf ook failliet gaan!’, maar dat zei hij niet hardop.
Eén stinkende beerput
En zo kwam het dat dorp na dorp in de omgeving veranderde in een stinkende beerpunt met enorme hoeveelheden kippen die niemand nodig had, terwijl de dorpelingen vochten om de laatste stukjes groen die nog konden zorgen voor een paar jaar groei.
Maar hoe ze ook hun best deden, toch nam die groei langzaam maar zeker af. Met als gevolg dat de schuld van de dorpelingen ten opzichte van hun inkomen steeds verder groeide. totdat veel mensen uiteindelijk al hun Wawoj’s kwijt waren om alleen al de man met de hoed terug te kunnen betalen.
Velen gingen failliet en waren gedwongen tegen een hongerloon te gaan werken voor anderen die zelf amper in staat waren aan hun verplichtingen te voldoen. Er waren steeds minder mensen die zich konden veroorloven kipproducten te kopen, waardoor de vraag slonk en de groei nog meer stagneerde.
Er was een enorme overvloed aan kippen, die een enorme belasting vormden voor het milieu, maar toch hadden mensen honger, want ze hadden geen Wawoj’s genoeg om kippen te kopen. Schaarste te midden van de overvloed…
In Salland komen de oogstfeesten er weer aan. Maar ze worden nooit meer zo gezellig als 900 jaar geleden.
Charles Eistenstein rekent geen ‘copyrights’ aan zijn verhaal als het zonder commerciële doelstelling gebruikt wordt. Hij is tegen waardevermeerdering.