Ik schrijf dit niet als politicus, jurist of beleidsmaker. Ik schrijf dit als mens. Als bezorgde burger. Omdat de voorgestelde wijziging van de Vreemdelingenwet, die hulp aan mensen zonder verblijfsvergunning strafbaar stelt, raakt aan iets fundamenteels. Niet aan beleid of partijpolitiek, maar aan wie wij zijn en vooral: wie wij weigeren te worden.
Wat deze wet voorstelt is eenvoudig én schokkend tegelijk: mensen die structureel hulp bieden aan ongedocumenteerden, denk aan onderdak, eten of vervoer, kunnen strafrechtelijk worden vervolgd. Het kabinet noemt het een maatregel tegen mensensmokkel. Maar in de praktijk wordt er geen onderscheid gemaakt tussen uitbuiting en barmhartigheid. De buurvrouw die haar logeerkamer openstelt. De student die een maaltijd deelt. De priester die zijn kerkdeuren niet sluit. Zij zouden ineens strafbaar kunnen zijn. Laat dat even op je inwerken.
“Niet in mijn naam: waarom hulp bieden nooit een misdrijf mag zijn”
In een wereld die steeds harder en ongelijker wordt, waar polarisatie en individualisme het publieke debat domineren, dreigt Nederland nu een wet in te voeren die solidariteit tot misdaad verklaart. Het bieden van hulp, aan mensen in nood, op de vlucht, zonder papieren, tussen wal en schip, zou een misdrijf kunnen worden. Dat is geen kleine juridische aanpassing. Dat is een morele aardverschuiving.
Het is een gevaarlijk precedent. Het betekent dat we ons moreel kompas officieel uit handen geven aan een systeem dat draait op uitsluiting en angst. Dat we niet langer medemenselijkheid centraal stellen, maar controle, wantrouwen en straf. En ik vraag me af: wat beweegt onze beleidsmakers om dit zelfs maar te overwegen? Waar zijn we het spoor kwijtgeraakt? Deze ontwikkeling staat niet op zichzelf. In plaats van te kijken naar de verhalen van mensen zonder papieren – oorlog, onderdrukking, bureaucratisch falen, herleiden we hun bestaan tot een overtreding. En degenen die hen helpen, maken we medeplichtig. Dat is geen rechtvaardigheid. Dat is dehumanisering.
Het is onze beschaving. Want als we solidariteit strafbaar maken, kiezen we niet voor orde, maar voor ontmenselijking. We zeggen in feite: de wet gaat boven empathie. Regels boven geweten. We zien dit elders al gebeuren. In Hongarije is hulp aan vluchtelingen strafbaar. In Italië worden ngo’s vervolgd die drenkelingen redden. In de VS onder Trump werden miljoenen mensen hun zorg ontzegd, terwijl de rijken rijker werden. Steeds opnieuw hetzelfde patroon: kwetsbaren worden uitgesloten, en degenen die hen helpen worden verdacht gemaakt. Maar juist daarom mogen we hier niet zwijgen. Nederland heeft een geschiedenis van asielrecht, vrijdenken en burgerlijke vrijheden. Juist daarom is het zo pijnlijk om te zien hoe snel we afglijden. Hoe de taal van ‘illegaliteit’ onze beeldvorming en besluitvorming corrumpeert. Alsof een mens illegaal kan zijn.
“Wat hier op het spel staat, is meer dan een wet”
Het is verleidelijk om cynisch te worden. Om te denken: het is al beslist, mijn stem doet er toch niet toe. Maar precies dat is het gevaar. Want als we dit laten passeren zonder protest, wat is dan de volgende stap? Wanneer wordt het strafbaar om een maaltijd te geven aan iemand zonder verzekering? Of een bed aan een kind zonder verblijfsstatus?
Medemenselijkheid is geen luxe. Geen naïeve hobby van idealisten. Het is de basis van een samenleving die zichzelf nog recht in de spiegel wil aankijken. En dat moeten we hardop blijven zeggen, in de Kamer, op straat, in opiniestukken, aan de keukentafel. Dit gaat niet over links of rechts. Dit gaat over wie we zijn. Over beschaving versus barbarij. Over menselijkheid versus kilte. We kunnen en mogen deze wet niet normaal vinden. Niet accepteren. Niet in stilte laten passeren.
Medemenselijkheid mag nooit strafbaar zijn. Niet in mijn naam. Niet in onze naam.