De crux van mijn Betekeniseconomie betoog is dat we in toenemende mate in een existentiële crisis verkeren. Toen ik mijn openbare les voor Hogeschool Rotterdam aan het schrijven was, had dit nog een voorspellend karakter. Er waren wel al volop crisis indicatoren, maar ‘de perfecte storm’ was nog niet manifest geworden.
Nu wel!
We zien momenteel een cumulatie en synergie van verschillende crises plaatsvinden. Er is een klimaatcrisis, een biodiversiteitscrisis, een bodemcrisis, een voedselcrisis, een boerencrisis, een welvaartsongelijkheidscrisis, een zorgcrisis, een huizencrisis, een vluchtelingencrisis, een democratiecrisis, een energiecrisis, een watercrisis, een infrastructuurcrisis, een grondstoffencrisis, een polarisatiecrisis, een onderwijscrisis, een depressiecrisis, een burn-outcrisis; en dan vergeet ik ongetwijfeld nog legio andere crises.
Het bijzondere aan dit tijdsgewricht, is dat al deze crises innig verweven zijn. Er is sprake van én-én-én-én…. Er is sprake van een systeemcrisis.
Bedrijven moeten zich voorbereiden op een toename van maatschappelijke onrust nu de kosten van het levensonderhoud steeds verder stijgen en de onvrede bij de bevolking in veel landen toeneemt. Daarvoor waarschuwt verzekeraar Allianz, die bedrijven adviseert hun noodplannen te herzien en zo nodig aan te passen. Stakingen, rellen en gewelddadige protestbewegingen vormen volgens de verzekeraar een risico voor bedrijven omdat niet alleen gebouwen of infrastructuur schade kunnen oplopen, maar ook de bedrijfsvoering ernstig kan worden verstoord. Ook kunnen bevoorradingsketens worden ontwricht
Meer specifiek is er sprake van een economische systeemcrisis, want wat ál deze crises met elkaar gemeen hebben, is dat een te ver doorgeslagen vereconomisering van onze samenleving. Alle crises kennen hun oorsprong in de huidige economie en de dominantie van die economie. Onze levens worden zeer nadrukkelijk bepaald door economische spelregels. Onze samenleving is een marktstaat geworden, waarin alles is ingericht op efficiency, economische groei, marktwerking, winstgevendheid, grootschaligheid en materiële welvaart.
En daarmee komen we bij het existentiële karakter van de crisis, want we kunnen ons mens-zijn niet langer matchen met het wereldbeeld en zelfbeeld wat we de afgelopen decennia als norm zijn gaan hanteren. We herkennen onszelf niet meer in de karikatuur van de Homo Economicus die we massaal geworden zijn. ‘Ik consumeer dus ik ben’ is hét levensmotto geworden voor een heel groot deel van de wereldwijde mensheid. Materiële welvaart is de equivalent van existentieel welbevinden geworden.
Behoefte aan welzijn is veel groter dan aan welvaart
Maar welvaart en welbevinden zijn helemaal niet hetzelfde. Aristoteles maakt al een onderscheid tussen hedonistisch genot en eudaimonisch geluk. Mensen hebben véél meer behoeften dan louter materiële behoeften – emotionele behoeften, sociale behoeften, existentiële behoeften – om gelukkig te zijn, en deze andere behoeften krijgen véél te weinig ruimte in deze materiële, economische samenleving.
En dus gaat het fout. Of eigenlijk gaat het goed, want dit is geen tijdelijk ongemak maar een kans om onszelf en onze samenleving volledig opnieuw uit te vinden. Dit is een kans om het incrementele pleisters plakken te beëindigen, en écht te transformeren! Of, om het met de wijze woorden van Jan Rotmans te zeggen: dit is geen tijdperk van verandering, maar een verandering van tijdperk!