Het zijn welgestelde mensen die beleid maken om armoede te voorkomen. Maar als je wieg op een gunstig adres stond en jij zonder al te veel hobbels keurig de universiteit afmaakte en vervolgens een goede baan kreeg om te bedenken hoe je armoede de wereld uithelpt, wat weet je dan van mensen die in armoede leven? Tim ‘S Jongens schreef daarom het boek ‘Armoede uitgelegd aan mensen met geld’. ‘S Jongens roept een mooi beeld op hoe hij ziet dat armoede aangepakt wordt.
Het beeld van de statisticus die verdronk in een sloot van gemiddeld een halve meter diep. Hij liep door een brede sloot, met het water tot aan de knieën. Op een bepaalde plek was de sloot echter drie meter diep, waardoor hij kopje-onder ging. Zijn kennis over het gemiddelde waterpeil van de sloot zei niets over het gevaar dat hij zou lopen als hij op het diepste punt van de sloot terechtkwam.
Armoedebeleid in ons land ontstaat door óver de mensen in armoede te praten, over de gemiddelde mens in armoede. Zonder dat je een idee hebt waarover je het hebt. Als je ‘Armoede uitgelegd aan mensen met geld’ gelezen hebt, weet je nog steeds niet over wie je het hebt, want je kent nog steeds geen mensen in armoede. Maar je weet wel dat het onzin is dan toch beleid te maken.
’S Jongens weet dat als geen ander. Hij groeide wèl op in armoede. Volgde toch de universiteit. Zag de twee werelden op tien minuten fietsen van elkaar compleet anders zijn. En zag dat beide werelden nooit met elkaar in contact kwamen.
Een van de vooroordelen die volgens ’S Jongens hardnekkig is aan de kant van de welgestelden is dat “wie succesvol is, dat vooral heeft te danken aan zijn of haar harde werk. Wie niet succesvol is en onderaan de maatschappelijke ladder bungelt, had maar een tandje bij moeten steken.” Maar de coronacrisis en de Oekraïne-oorlog toonden aan dat onverwachte gebeurtenissen in het leven kunnen leiden tot een grote terugval in het inkomen zonder dat je er wat aan kunt doen. Mensen in armoede kunnen je veel meer voorbeelden geven. Iedereen zijn eigen voorbeeld. De ene jonge twintiger vindt een huis dankzij pappa en mamma’s geld. DSe ander kan nog wel even terecht bij vrienden op de bank, maar de situatie begint te knagen aan je mentale gezondheid, en daardoor is het moeilijker om ander, beter werk te vinden. Je raakt je energie kwijt, koopt bagger in de supermarkt. Je wilt wel hulp, maar geestelijke gezondheidszorg is niet onmiddellijk beschikbaar. Voor jou gelden dan de wooncrisis, de zorgcrisis, de bestaanszekerheidscrisis, de arbeidsmarktcrisis, de onderwijscrisis en de leefomgevingscrisis. En die ander, die een huis kon kopen, maakte het beleid dat dat allemaal veroorzaakte.
Iemand met geld die dat huis kon kopen bezuinigt 2 miljard door mondzorg uit het basispakket te weren. Dus neem jij paracetamol in plaats van naar die dure tandarts te gaan. De tandpijn leidt tot ernstiger vormen van mondziekten, de pijnstillers tot maagontsteking. Uiteindelijk kun je niet meer werken.
Die bezuiniging van 2 miljard veroorzaakt zo een kostenpost van 3 miljard. Ze hebben geen idee, die mensen met geld.’S Jongens: “Onderaan een online aankondiging van een armoedecongres werd een collega van de afzender getagd met daarbij de vraag: ‘Zullen we er een uitje van maken?’” Intussen is die persoon in armoede keihard aan het werk te overleven. Want dat is een fulltime job!
Mensen met geld die het beleid bedenken voor de armen. Het is als Omo Power dat beter, maar ook gaten in kleren waste. Het nieuwe revolutionaire wasmiddel waste té goed. “Om te achterhalen waar het fout liep, riep toenmalig Unilever-bestuurder Niall FitzGerald de 31 betrokken managers bijeen in de Londense boardroom. Samen waren zij goed voor zo’n kleine duizend jaar aan marketing- en onderzoekservaring. Na uren praten en discussiëren zonder vooruitgang stelde FitzGerald een relatief eenvoudige vraag: wie hier in de boardroom wast zelf de kleren?
Antwoord: niemand.”
Wat nu?
Blijft natuurlijk de vraag wat dan wel, hoe nu verder. Ik denk dan aan het Nederlands elftal. Stel je eens voor dat we daar een bondscoach voor aangesteld zouden hebben die niks van voetballen weet, nog nooit in een voetbalkleedkamer was, niks snapt van een 4-3-3-systeem, geen idee heeft wat er in het hoofd leeft van 20’ers die in een stadion spelen met 75.000 toeschouwers, eentje die alleen weet dat je soms geel en rood kunt krijgen als straf voor een of andere overtreding…
Armoede kun je alleen maar bestrijden als je alles weet van armoede.