Er is iets raars aan de hand met ons voedsel. En dan bedoelen we niet met de smaak of de beschikbaarheid – hoewel je daar ook vraagtekens bij kunt zetten. We hebben het hier over hoe en vooral door wie er aan verdiend wordt. In elke andere bedrijfstak gaat een groot gedeelte van de consumentenprijs naar de producent. Maar in de agrarische sector ligt dat heel anders. Geluk Centraal roept op om – net zoals we dat op veel andere terreinen bepleiten – het fundament te herstellen en systeemfouten te verwijderen en in de toekomst te voorkomen.
Het begon ooit allemaal zo mooi. Een gezin vestigde zich ergens en begon in haar eigen onderhoud te voorzien door eten te verbouwen. Als er voedsel over was dan werd dat gedeeld met de buren. Dat ging lang goed. Tot iemand het marktdenken ontwikkelde en daar begon het allemaal mee. Als je zoveel voedsel had verbouwd dat je zelfs aan het eind van het seizoen nog over zou hebben, dan verkocht je het op de markt en zorgde zo voor een extra inkomen. Tot zover was er niets aan de hand. Het was immers de producent zelf die door extra inspanning (het letterlijk op de markt gaan staan) dat extra inkomen verwierf.
Al snel veranderde dat model echter. Niet langer de boer ging op de markt staan maar een handelaar. Die kocht zijn waren bij de producent (de boer dus) en verkocht het met winst door op de markt. Op zich niets mee, ook die handelaar leverde immers een prestatie: hij zorgde in zijn kraam voor een breed aanbod én bespaarde de boer tijd. Die besteedde die extra tijd door zich te richten op meer en beter produceren. Dat leverde immers extra inkomsten op.
Maar de handelaren leerden al snel twee dingen. Aan de ene kant werd de verkoopprijs bepaald door het seizoen én door het aanbod afgezet tegen de vraag . En des te meer handelaren er kwamen, des te hoger het aanbod werd en dan zakte de prijzen dus.
Aan de andere kant – bij de inkoop – leverde iedere cent die ze boeren minder betaalden direct meer winst op in hun eigen portemonnee. En zo werd goed inkopen steeds belangrijker. Dat dat ten koste ging van de producenten deed er voor de handel niet zo heel veel toe.
Volledig uit de hand gelopen
Wat we hierboven in een paar simpele pennenstreken beschrijven is ondertussen volledig uit de hand gelopen. Zo beschreef de Volkskrant dit weekend in een longread hoe verziekt de markt is geworden (zie: Terwijl de boer zwoegt, verdienen grote bedrijven goud geld aan hun harde werk). Het geld dat consumenten voor hun voedsel betalen verdwijnt bijna volledig in de zakken van allerlei partijen in de keten, behalve dat van de boer zelf. En tegelijkertijd is diezelfde agrarisch ondernemer volledig afhankelijk geworden van al die partijen. Naast de handelaren zijn daar ondertussen ook bedrijven bij gekomen die alleen zijdelings betrokken zijn bij de voedselproductie zelf. Bijvoorbeeld producenten van bestrijdingsmiddelen, verkopers van machines, diervoederbedrijven, etc. Mede door steeds lagere marges, steeds stijgende kosten, hoge subsidies en als gevolg daarvan afgedwongen schaalvergrotingen kunnen de agrariërs niet meer zonder die partijen. Zelfs niet – lees het artikel in de VK er op na – als het betekent dat ze hun producten soms zelfs onder de kostprijs moeten verkopen. Paradoxaal worden ze dan in leven gehouden door nog meer subsidies.
Natuurlijk zijn er ook onder de boeren ondernemers die ruimschoots van de huidige marktsituatie ‘profiteren’. Bijvoorbeeld door zich te organiseren in coöperaties of door enorme schaalvergroting door te voeren op hun eigen bedrijf. Maar de praktijk wijst uit dat de andere (externe) partijen in de keten nog veel meer profiteren. Zij zijn in de loop van de jaren steeds beter geworden in het beschermen van hun eigen aandeel in deze markt. En – zo lijkt het – maken zich daarbij geen zorgen over de eigenlijke producenten, de individuele boer. Zowel op lokaal, provinciaal, landelijk en niet te vergeten Europees niveau barst het van de lobbyclubs en lobbyisten. Ook in onze eigen Tweede Kamer lijken partijen als het CDA en BBB – gezien hun stemgedrag – vooral op te komen voor de marktpartijen, hoewel ze zeggen dat ook de boer zelf hen echt aan het hart gaat.
Doordat de markt op landelijk en zeker Europees niveau letterlijk een miljardenmarkt is, zullen de lobbyisten er alles aan doen om dit model te beschermen. Ze houden daardoor veranderingen tegen, ook als die gezien vanuit de individuele boer en/of de consument zorgen voor een gezonder en financieel beter model. Als voorbeeld: biologisch boeren betekent onder andere veel minder (of eigenlijk geen) bestrijdingsmiddelen gebruiken. Maar dat is tegen het zere been van de industrieën die die middelen maken, zoals bijvoorbeeld Bayer dat een paar jaar geleden nog Monsanto (het bedrijf achter RoundUp) overnam.
[lees verder onder de foto]
Geen keus, of kan het toch anders?
Als je (jonge) boeren vraagt hoe ze de toekomst zien dat zegt een deel dat ze geen keus hebben en wel mee moeten in het huidige model. Maar vraag je verder naar hun intrinsieke motivatie en overtuiging dan hoor je bij een steeds grotere groep dat ze het heel graag anders willen gaan doen. Terug naar de basis, milieubewuster. Met dierenwelzijn en het produceren van gezond voedsel en rentmeesterschap voor de aarde als belangrijkste uitganspunten. Maar ze worden daarbij dus tegengehouden door het huidige verdienmodel en de – steeds veranderende – regelgeving. Of zoals je wel eens in de markt hoort: boeren hebben geen verdienmodel, die zijn een verdienmodel. De enkele boer die wel het roer omgooit is veel van zijn tijd kwijt om de instanties te overtuigen dat hij – ondanks dat hij het anders doet – zich gewoon aan de wet houdt. Of hij moet aan de gemiddelde consument uitleggen dat het echt kan, én voor de aarde én voor gezond voedsel zorgen. En dan tegelijkertijd ook nog een mooi inkomen verdienen en een bestaan opbouwen.
Ook Geluk Centraal vindt – samen met die steeds groeiende groep boeren – dat het anders moet. En we zijn er van overtuigd dat het anders kán.
Net als in een aantal andere dossiers moeten we daarvoor wel terug naar de basis: maak de individuele boeren weer verantwoordelijk voor en laat ze leidend zijn in de hele keten. Laat ze vooral produceren voor de lokale markt en zorgen dat daar een goede boterham mee is te verdienen.
Maar ook: eis van de boer dat ze natuurinclusief gaan werken. Rentmeesterschap is geen hobby maar een verplichting. Net als het produceren van gezond voedsel en het zorgdragen voor dierenwelzijn.
En laat de consumenten een echt eerlijke prijs betalen voor het voedsel. Dus de kostprijs plus een opslag voor het ondernemerschap van de boer of ondernemers die echt waarde toevoegen aan het voedsel of de keten. Accepteer als consument dat niet alles altijd en overal beschikbaar is (een natuurinclusieve boer volgt immers ook de seizoenen). De winkels liggen nu overvol voedsel dat niet wordt gegeten, enkel omdat ‘de consument’ maar verwacht dat alles op elke hoek van de straat beschikbaar moet zijn. En dan het liefst ook nog voor een lage prijs. Dat gedrag is voor een groot gedeelte de oorzaak van het marktdenken en voedt de vraag naar meer, meer en meer. Willen we de voedselketen – en daarmee ons voedsel en dus onszelf – gezonder maken, dan moeten we daar bij stilstaan. Consuminderen is dan een belangrijke voorwaarde. Gelukkig is het het verlangen naar meer aangeleerd gedrag, dus is het ook weer af te leren.
Om bovenstaande te realiseren is het daarnaast ook nodig dat lobbyclubs die alleen voor het grote geld gaan worden geschrapt of verboden. En de clubs die wel kunnen blijven bestaan worden op zijn minst verplicht om in alle openheid en transparant te werken. Voor onze regeringen geldt dat er hard gewerkt moet worden aan een toekomstbestendige en eerlijke regelgeving. Zodat boer én consument weten waar ze aan toe zijn.
Nog even: de smaak en beschikbaarheid
In de inleiding hadden we het over de beschikbaarheid en de smaak van voedsel. Daar ging het in dit artikel niet over. Of toch? Wij zijn er – samen met heel veel anderen – van overtuigd dat als we boeren weer in staat stellen om op bovenstaande wijze te werken, dat dat zeker ten goede komt aan zowel de beschikbaarheid als aan de smaak van ons voedsel. En goed en gezond voedsel dat voor iedereen beschikbaar is, is één van de basisvoorwaarden in een maatschappij die werkt aan Geluk en Welzijn voor zijn hele bevolking.
Denk mee met Geluk Centraal en de boer.
Wil jij met ons – en met de boeren – meedenken over hoe we de voedselketen weer gezonder kunnen maken. Of heb jij al voorbeelden hoe je dat gerealiseerd hebt? Deel dan je verhaal met ons en onze volgers. Dat gaat het makkelijkst via www.gelukcentraal.nl/contact