De Rijksuniversiteit Groningen heeft in opdracht van de provincies Groningen en Drenthe vijf jaar onderzoek gedaan naar ‘overerfbare’ armoede in de Drents-Groningse Veenkoloniën. Daar leven 14.000 gezinnen vaak al generaties lang onder de armoedegrens. En ze komen er maar moeilijk uit. Professor Dirk Strijker had al wel zo’n vermoeden maar kan dat na het onderzoek alleen maar extra onderstrepen: Als je in armoede opgroeit, kom je maar moeilijk een stap verder, omdat alle seinen steeds maar weer op rood staan. Dat is zelfs het geval als je van redelijke welvaart ineens terugvalt in armoede, bijvoorbeeld omdat een van de salarissen om welk reden dan ook ineens wegvalt.
Volgens Strijker krijgen kinderen die opgroeien in arme gezinnen ten eerste het voorbeeld zoals het thuis is dus gaan ze hun armoede als de standaard zien. Daarnaast worden ze veel minder geholpen en ondersteund door hun ouders dan kinderen uit andere milieus. Ouders hebben daar helemaal geen tijd voor en misschien kunnen ze dat ook wel helemaal niet. In plaats van kinderen op een ander spoor te krijgen dan waar ze zelf – al dan niet door eigen schuld – in terecht zijn gekomen, dealen ze de hele dag met stress om de eindjes aan elkaar te knopen.
Kinderen uit arme gezinnen komen ook nog eens vaker in een isolement terecht omdat ze niet met de rest mee kunnen doen. Dat ze dan niet uitgenodigd worden voor een feestje bijvoorbeeld, ook omdat ze zelf nooit een feestje geven. Dat ze niet meegaan op een schooluitje, afhaken bij het sinterklaasfeest, na school geen vriendjes mee naar huis nemen, of omdat er geen geld is voor een sportclub.
Op een gegeven moment komt pesten ook om de hoek kijken. Omdat deze kinderen niet of nauwelijks aansluiten bij de gemiddelde standaard (geen merkkleding, geen nieuwe fiets, niet al heel jong een smartphone) kan hun verschil met de rest omslaan in gepest worden, waardoor het isolement en thuisblijven toeneemt, het begin van een vicieuze cirkel.
Al met al leidt dat er toe dat kinderen die in zo’n situatie opgroeien, zelf ook in armoede leven als ze ouder worden. Dat overkomt ruim dertig procent. Die hebben daarom een grote kans in de (schuld)hulpverlening terecht te komen, in Nederland is dat vaak ook het begin van de regen in de drup.
Bij de RuG hebben ze 42 betrokken instanties ontdekt rondom deze problematiek. Samenwerken van die instanties zou al een hele voorgang zijn om de overerfbare armoede te bestrijden. Al die hulpverleners komen met standaardoplossingen voor hun deelproblemen, ze focussen op het individu, maar ze moeten naar het hele gezin kijken! En dan met projecten die wat langer duren dan een paar jaar! Blijvende aandacht is essentieel.
De oplossing is toch zo simpel: een maatschappelijk inkomen: iedereen moet vanaf zijn geboorte een vast inkomen hebben zodat iedereen de kans heeft iets van zijn leven te maken. Kinderen en ouders hebben dan een veel betere kans niet op achterstand te geraken. Geluk Centraal schreef meer artikelen over het maatschappelijk inkomen. Die artikelen, die er steevast over gaan dat iedereen gelijke kansen heeft, vind je hier.