Praktijkvoorbeeld: Twee universitair afgestudeerde advocaten worden al vanaf hun jeugd door een onderzoeksteam gevolgd. De een kiest voor een glansrijke carrière in de advocatuur. De ander neemt een baan als onderwijzer in zijn woonplaats, want dan kan hij mantelzorg verlenen aan zijn ouders. De advocaat is twee relaties verder stinkend rijk en zielsongelukkig. De docent woont bescheiden en heeft een vreugdevol leven met vrouw en kinderen.
Zo’n voorbeeld kun je ook wel andersom bedenken en één voorbeeld is geen voorbeeld. Maar uit langlopend onderzoek naar het geluksgevoel van mensen, komt dit patroon steeds weer naar voren.
Kern is iedere keer dat goede relaties je levensgeluk naar een hoger level brengen, veel geld hebben doet dat niet. Robert Waldinger en Marc Schultz schrijven daarover in ‘Het Goede Leven, Lessen van het langstlopende wetenschappelijke onderzoek naar geluk’.
Dat langlopende onderzoek is een wetenschappelijk onderzoek, vooral op de Harvard Study of Adult Development, dat in 1938 is begonnen en nog steeds loopt. Een onderzoeksgroep is mensen gaan interviewen over hun geluksgevoel, niet een keer, niet tien keer, maar een leven lang. Telkens werd de te onderzoeken groep uitgebreid. Iedere keer bleven de interviews doorgaan.
Op enig moment ga je dan een patroon zien. Een eigenlijk best te verwachten patroon ook, maar we leven er vaak niet naar. We worden gelukkig van innerlijke zaken (dat je je fijn voelt), niet van uiterlijke dingen (dat je er mooi uitziet en in een groot huis woont). Maar we streven vaker die uiterlijke verschijningsvorm na dan dat we aan de ziel werken…
We werken lijstjes af van wat we graag nog eens willen doen.
We doffen ons op voor feestjes.
We willen ons gras net zo groen als dat van de buurman.
We delen op socials de mooiste verhalen.
We vergelijken het uiterlijk van de ander met het innerlijk van ons zelf. We willen altijd net datgene wat iets verder is dan ons bereik: ‘Het subtiele maar moeilijk van ons af te schudden gevoel dat ons leven hier en nu plaatsvindt, en dat de dingen die we nodig hebben om een goed leven te kunnen leiden ergens anders te vinden zijn, of in de toekomst liggen.’
Dat is geen visie, het is een waarneming!
Uit het onderzoek, zo schrijven Robert Waldinger en Marc Schultz, blijkt dat gelukkige mensen een leven leiden dat ‘vreugdevol is, maar ook een flinke uitdaging. Vol liefde, maar ook pijn. Het bestaat uit onrust, kalmte, lichtheid, lasten, worstelingen, successen, tegenslagen, sprongen voorwaarts en veel vallen en opstaan. En natuurlijk eindigt het goede leven altijd in de dood.’
De studie loopt nog steeds en is feitelijk een gezondheidsstudie, een zoektocht naar datgene in het leven waarop we goed gedijen, in plaats van naar wat ons ziek maakt. Door grote groepen mensen vanaf hun kindertijd te volgen tot de dood er op volgt, kun je daar heel goed inzicht in krijgen. De Harvardstudie volgt al 84 jaar dezelfde personen. Hierbij worden duizenden vragen aan deze mensen gesteld en worden er honderden metingen bij deze mensen gedaan om uit te zoeken wat mensen werkelijk gezond en gelukkig houdt.
De onderzoekers weten het inmiddels zeker: ‘In tegenstelling tot wat veel mensen wellicht denken, is dat niet het hebben van een goede carrière, of lichaamsbeweging of een gezond dieet. Begrijp ons niet verkeerd, deze dingen zijn ook (heel) belangrijk. Maar er is één ding dat een grote en blijvende invloed lijkt te hebben: goede relaties.
Mensen die een betere band hebben met familie, vrienden en mensen uit hun gemeenschap, zijn gelukkiger en lichamelijk gezonder dan mensen die een minder goede band met anderen hebben.
Mensen die meer van andere mensen afgezonderd zijn dan ze zouden willen, merken dat hun gezondheid eerder achteruitgaat dan bij mensen die zich met anderen verbonden voelen.’
‘We ontdekten dat het niet hun cholesterolgehalte op die leeftijd was dat voorspelde hoe ze oud zouden worden, maar hoe tevreden ze in hun relaties waren. De mensen die op hun vijftigste het meest tevreden waren in hun relaties, waren op hun tachtigste het gezondst (zowel geestelijk als lichamelijk). Eenzame mensen leven ook korter. Jammer genoeg neemt dit gevoel van het niet met anderen verbonden zijn over de hele wereld steeds meer toe.’
Eigenlijk wisten we dat wel. Of toch niet… Als je naar de reclame kijkt zou je toch denken dat we van heel andere dingen gelukkig worden? De moderne wereld vindt een heleboel andere dingen veel belangrijker; we nemen voortdurend beslissingen die over welvaart in plaats van welzijn gaan. ‘Ons gezond verstand is op dat gebied niet altijd even verstandig. Het is blijkbaar heel moeilijk voor ons om te bepalen wat echt belangrijk is,’ constateren de auteurs van het boek, daarbij brengen ze de metafoor van twee vissen die wat rondzwemmen. Komt er een oudere vis aan die zegt: ‘Goeiemorgen, jongens. Hoe is het water?’ De twee jonge vissen zwemmen een eindje door. Uiteindelijk kijkt de een naar de ander en zegt: ‘Wat is water in hemelsnaam?’
We noemen een goedbetaalde baan een ‘goede’ baan.
We hebben fascinatie voor mensen die extreem rijk zijn.
We moeten zo ‘hoog’ mogelijk opgeleid zijn.
Consumptieartikelen leiden naar glamour.
Het idee is zo diep bij mensen ingeprent dat het over de hele wereld verweven is geraakt met kapitalistische culturen. Mensen zeggen de hele tijd tegen elkaar dat geld nooit de oplossing is, maar toch blijft bijna iedereen in vrijwel alle culturen naar geld verlangen. Terwijl Aristoteles al tweeduizend jaar geleden zei dat ‘het leven dat bestaat uit geld verdienen, een leven is dat onder dwang wordt geleid.’ Wat niet wegneemt dat we geld wel nodig hebben. Volgens Aristoteles gaat het er om wát.