Rini Biemans: Laten we beginnen met een lesje wetenschappelijke methode. Een feit is een reproduceerbaar gegeven binnen een van te voren vastgesteld kader. Neem bijvoorbeeld stikstof en dan niet N2 in de atmosfeer maar alle stikstofverbindingen in lucht en bodem. Deze kun je meten en vergelijken. Zo kun je zien waar veel en weinig ‘stikstof’ is. Er is lang geleden al een verband gevonden met stikstof en plantengroei. Stikstof zit in kunstmest en zorgt ervoor dat planten sneller groeien. Tenminste alleen bepaalde planten niet alle planten groeien beter. Deze planten hebben juist stikstofarme grond nodig.
Wat is stikstof?
Stikstof is een waardevolle en noodzakelijke stof voor planten. Schimmels en bacteriën binden stikstof in stikstofarme grond en werken nauw samen met planten die het kunnen opnemen en er voedingsstoffen voor de schimmel voor teruggeven. Als er veel stikstofaanvoer is wordt deze fijnmazige balans verstoort en verdwijnen er planten en dieren die gespecialiseerd zijn in stikstofarme grond. Dit is in een notendop het stikstofverhaal.
Nu kun je hier vanuit verschillende perspectieven naar kijken. Als dieren mochten stemmen zou de Partij van de dieren vast het grootst zijn. Voorlopig kunnen planten en dieren niet stemmen. Voor mensen was kunstmest begin vorige eeuw een wondermiddel. Onvruchtbare grond werd vruchtbaar en oogsten waren veel beter. Er waren weinig mensen indertijd die dachten dat dit ‘wondermiddel’ schadelijk was voor de ‘natuur’ als geheel. Deze realisatie deden wetenschappers pas veel later toen ze de functies en relaties van alle soorten in ecosystemen gingen onderzoeken en ontdekten dat juist schaarste tot variatie leidt.
Er zijn simpel gesteld twee tegengestelde perspectieven rond het stikstofprobleem. In het ene staat de natuur ten dienst van de mens en in het andere is de mens onderdeel van de natuur. Een derde, waarin wij in dienst van de natuur staan laat ik even buiten beschouwing. Deze is niet voor ons mensen, want wij kunnen nooit weten wat de natuur werkelijk van ons wil.
Het ene is antropocentrisch en het andere is ecocentrisch. Stel je de mens centraal in het perspectief of het ecosysteem waarin wij leven? De twee perspectieven zijn echter net als stikstof en plantengroei verbonden.
Het is geen vrijblijvende keuze. Alles wat goed is voor de mens hoeft niet goed te zijn voor het ecosysteem waarin we leven. Dat laatste is op termijn dus weer slecht voor de mens. Zo simpel is dat. Het gaat er om een win-win situatie te vinden vanuit beide perspectieven waar de meeste mensen zich in kunnen vinden.
Dit kun je breder trekken. Zoals een teveel aan stikstof een heide-eco-systeem ontwricht, zo ontwricht een teveel aan intensieve landbouwproductie het fijnmazige ecosociale systeem van voorheen. Ik ben op een boerderij geboren in 1960. We hadden een paar varkens, kippen, koeien en een paard. De polder stond in de winter regelmatig onder water. Als er gehooid werd kwam de hele buurt helpen. Toen kwamen de landbouwmachines, mijn vader kocht een tractor toen ik 6 jaar was. Daarna kwam de ruilverkaveling. Het landschap werd gladgestreken, nieuwe sloten gegraven. Mijn vader had op zeker moment tachtig koeien en die gingen iedere dag naar buiten. Dat gebeurt nu niet meer. De ecosociale interactie tussen mensen, planten en dieren is hierdoor aanzienlijk verschraald. Het is machinaal geworden; eenvormig.
Wat zijn hier wetenschappelijke feiten? De hoeveelheid stikstofverbindingen die gemeten wordt in bodem en lucht. De causale connectie tussen plantengroei en stikstofverbindingen. Het verlies van biodiversiteit bij hoge stikstofdeposities. Hieruit volgt ook de logische conclusie dat minder stikstof biodiversiteitsherstel geeft. Het begrip waar het hier om draait is variatie. Binnen een ecosociaal systeem dient voldoende variatie te zijn. In het geval van de ‘stikstofcrisis’ gaat het nu juist om dit ecosociale evenwicht. Goed voor mens en natuur. Kleinschalige landbouw betekent meer variatie en interactie in zowel in het ecosysteem als in de samenleving ter plekke. Het zorgt voor een gezonde leefomgeving.
Als je heel sociaal en goed bezig bent maar je maakt daarmee ons ecosysteem kapot is dat op de lange termijn dus ook slecht voor het maatschappelijk welzijn. Het staat niet los van elkaar. Als je ecologisch kijkt heb je een zelfde dilemma; als je iets doet dat goed is voor de natuur maar slecht voor de mens is dat dus ook slecht voor het geheel.
Wat is slecht?
Deze vraag kan de wetenschap niet beantwoorden. Wetenschap is zoals gezegd een vak en de beoefenaars nemen dat uiterst serieus. De vraag ‘wat moeten wij hier mee?’ is voor ons veel relevanter. De ‘hoe gaan we dat doen’ vraag komt pas hierna. En daar kan de wetenschap weer helpen.
Met de feiten komen ook de principes aan tafel er dient immers een weg gevonden te worden die zowel goed voor de mens als de natuur is. Wat is goed en wat is slecht staat hierbij centraal.
Als iemand vindt dat een groeiende economie noodzakelijk is in het belang van mens en natuur, zal moeten duidelijk worden benoemd wat het voordeel voor de natuur is. Anders is het uiteindelijk ook slecht voor de mens. Het zelfde geldt voor strenge natuurbeschermingswetten die uiteindelijk voor mensen slecht uitpakken. Dat kan anders.
We maken de aarde kapot als we niets doen. Dan komen we om van de honger. Voorlopig worden we met zijn allen veel te dik. Er zijn nieuwe methoden om eiwit te produceren en vlees te kweken. Het gaat erom dat we het principe ‘goed voor mens en natuur’ omarmen. De wetenschap kijkt mee en kan ons helpen met de vraag of iets ‘echt werkt’. Dat kan pas als we het erover eens zijn wat ‘goed’ is. Op dat moment kunnen we ook de laatste categorie beter beoordelen en de keuzes die we hier maken. Dit is waar de ‘degrowth beweging’voor pleit. Zij gaan uit van minder groei in ‘economische welvaart’ maar meer groei in ‘maatschappelijk welzijn’.
Wat is maatschappelijk welzijn?
Tot zover de wetenschappelijke context. Laten we ons alledaagse bestaan eens bezien. Dat is hier immers innig mee verbonden. Maatschappelijk welzijn is waar we naar streven toch? Wat moeten wij hier als individu mee? Het lijkt er in eerste instantie op dat we niet al te veel invloed hebben maar wel profijt als het lukt.
Niemand heeft een glazen bol en kan redelijkerwijs inschatten wat het meest verstandigst is. Ook wetenschappers zijn het niet eens op tal van punten. Kennis ontwikkelt zich. De genoemde feiten evenwel zijn alom aanvaard, zichtbaar en voelbaar.
Als je niet weet wat precies ‘goed’ is, begin dan met zaken die zeker ‘goed’ zijn. Goede uitgangspunten. Dat zijn geen compromissen maar uitgangspunten waar jij zelf het meest in gelooft. De boeren zeggen ook van natuur te houden en deze niet te willen vernietigen. Als de aarde naar de klote gaat hebben we geen huis meer. Als je weet wat zeker ‘goed’ is weet je ook wat zeker ‘slecht’ is. Het tegendeel.
Wat doen principes?
De principes zijn innig verbonden met het perspectief waarmee we naar de feiten kijken. Deze centreren zich rond de vraag: ‘wat betekent natuur voor ons en in hoeverre zijn we daar verantwoordelijk voor?’. Deze vraag kan beantwoord worden zonder feiten te kennen. We zijn immers zelf natuur, uit voort gekomen en we keren er naar terug.
Feit is wel dat de biodiversiteit achteruitgaat. Feit is ook dat wij hier een belangrijke rol in spelen. Een discussie over feiten verandert het onderliggend principe soms maar niet altijd. Als je ‘natuur’ niet boeiend vindt en je niet verantwoordelijk voelt kan conclusie zijn; ‘laat lekker naar de klote gaan, mijn tijd duurt het wel, wat moet ik er aan doen?’ Hier worden de feiten genoegzaam erkend maar een eventuele oplossing verworpen.
Het doet mij denken aan een verhaal dat ik vroeger als katholiek jongetje hoorde in de kerk. De pastoor had het erover dat het voor rijken net zo moeilijk was om in de hemel te komen dan voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen. Je verwacht dat de discussie dan zou gaan over wat het slechte is aan ‘rijk zijn’. Maar nee er werd ook bijgezegd dat het ‘oog van de naald’ een heel klein poortje was in Jeruzalem en dat je daar met wat moeite wel een kameel doorheen kunt persen. Het was dus niet onmogelijk. ‘Tja, lekker makkelijk’, dacht ik toen.
Mensen die zeggen dat het ‘wel mee valt’ zijn niet al te principieel. Ze bagatelliseren de kern van de zaak want hun onderbouwing is wegkijken van feiten, maar wel feiten kiezen die ze uitkomen. Mensen die zeggen, ‘dat het niet meer te redden is.’, ontrekken zich aan hun verantwoordelijkheid. Mensen die er dus principieel iets aan willen doen, gewoon omdat het ‘goed’ is nemen in ieder geval verantwoordelijkheid en kijken niet weg. De discussie of de feiten kloppen werkt zowel vertragend en als polariserend. Het is buigen of barsten op een gegeven moment. Ik vermoed dat de enorme winst van BBB hiermee te maken heeft het kon zo niet langer voor veel mensen aan beide zijden. Het gaat om meer dingen. De kruik gaat zo lang te water tot hij barst.
Wat is jouw principiële basispositie?
Is die sociaal, mensen eerst? Of ecocentrisch, natuur eerst? Of kan je niet kiezen? Het is immers onmogelijk te kiezen. Wij mensen kiezen namelijk automatisch voor behoud van het individu en de soort. Zo zijn wij door de evolutie gemaakt. Wij gaan niet over de gehele natuur, slechts over onze ‘eigen natuur’. Dat wat wij als ‘natuur’ beschouwen. Beide perspectieven zijn daarom aanvullend en verrijkend. Het ene perspectief voor de soort zelf; onze zin en betekenis in het geheel en het andere voor onze omgeving; het andere leven. Ze zijn allebei nodig als twee helften van een weegschaal die in balans moet komen. Zo kijk ik er naar.
Een gezonde leefomgeving voor mens, plant en dier is voor iedereen goed. Dat is een goede basis om te starten. Het ecosociale perspectief; zowel mens als natuur krijgen aandacht en spelen mee. Ze drukken elkaar niet weg. Het mogen duidelijk zijn dat giftige chemicaliën hier niet echt bijhoren.
Plant, dier en mens worden er ziek van. Extensievere veeteelt en ecologische landbouw zijn voor mens, plant en dier alle drie goed. Dieren worden weliswaar gegeten maar niet met een last op het ecosysteem en met respect voor het dier. Het vak van boer wordt interessanter, het takenpakket uitgebreid en gevarieerder. Het verdienmodel van een boer wordt ook gevarieerder en stabieler. Iedereen en alles verandert dan. Hoe daar te komen?
Welke principiële positie je ook kiest in beide perspectieven moeten wij er uiteindelijk als mensen op vooruit gaan. Dat is de doelstelling en afspraak. Als individu kun je hier bovendien in je eentje weinig aan veranderen. Het gaat uiteindelijk om de werkende ideeën in de praktijk en daar kan iedereen weer wel bij helpen. Dan moeten we een constructief gesprek voeren over principes in plaats van over betwistbare feiten. Dat zien we wel in de praktijk. De wetenschap zit niet stil. Het spreekt voor zich dat de uitkomst niet voor ieder individu een feest zal zijn. De industrialisatie was dat bijvoorbeeld ook niet, terwijl we er in onze beleving met zijn allen op vooruit zijn gegaan.
We leven in een complexe wereld waar we principes als zaklampen nodig hebben om feiten van alle kanten te bekijken en te beoordelen. De enige mogelijke verandering is een verandering die werkt in de praktijk en niet in theorie. De natuur kent namelijk geen theorie… alleen praktijk.
Rini Biemans (1960) is een conceptueel kunstenaar. Hij ziet ‘kunst’ als een manier van kijken en doen. Beeldvorming en betekenis is waar hij mee speelt en alles wat hij doet heeft hiermee te maken. Hier vindt u een overzicht van zijn vroegere werk en waar hij zich nu mee bezig houdt naast zijn praktijk als stadsdokter.