Hoe meer niet-dominante groepen er zijn, hoe meer verwarring en vrije invulling aan beide kanten. Op dit moment hebben we een integratieprobleem dat als we niet uitkijken geruisloos overgaat in een integratiecrisis. Kunnen we hier nog aan ontkomen? Hopelijk wel, maar dat vraagt wel een korte bezinning.
Integratiesyndroom
“Integratie is het socialisatieproces waarbij leden van een niet-dominante groep zich mengen met de dominante groep, maar daarnaast contact onderhouden met de andere leden van de eigen groep”, aldus mede-initiatiefnemer Geluk Centraal en orthopedagoog Mia Nijland. Onze samenleving staat bol van de groepen en processen. Het socialiseren valt niet mee. Al mijn hele loopbaan in de zorg is de integratie van de groep mensen met een beperking of handicap een moeizaam proces. Deze niet- dominante groep krijgt maar moeilijk voet aan de grond in gewone mensen zaken zoals bijvoorbeeld het onderwijs. ‘Gewoon waar mogelijk en bijzonder waar nodig’, blijft vrij onbereikbaar en de omgekeerde variant wint nog steeds terrein. We zijn nu eenmaal van de aparte circuits en houden ervan om deze overzichtelijk te regelen. Zo versnippert het geheel maar door. Dat we allemaal mensen zijn, met dezelfde basisbehoeften en rechten, is mijlen ver weg. Eenmaal geboren met een integratiesyndroom, moet je er schijnbaar mee leren leven.
Integratieprobleem
Nijland: “Integratie is de opname in een (groter) geheel. Het gaat daarbij voornamelijk om de opname van personen of bepaalde bevolkingsgroepen in de maatschappij.” Misschien is ‘opname’ gewoon niet het goede woord. Het suggereert dat je er niet meteen vanzelfsprekend bij hoort maar dat het georganiseerd moet worden. Je hebt de dominante ander nodig om toegang te krijgen.
“Een belangrijk kenmerk van integratie is dat de opname van personen of bevolkingsgroepen van beide kanten komt.”
Maar hoe kun je met een achterstand in je positie als mens, jouw kant tonen en waar is dan het ontvangstcomité? Het is niet zo gek dat je bij gebrek aan welkom, terugvalt op je eigen groep. Daar ben je iemand, daar is het veilig. Gehoord en gezien worden, er mogen zijn, erkenning van wie je bent, het zijn menselijke behoeften. Het is de basis van ons mens zijn, van leven en samen leven. Het heft dominantie op. Zolang hier geen sprake van is, hebben we een fors integratieprobleem. De dominante onderstroom van huiver, afkeer en angst voor de andere, niet dominante groep, wordt sterker en komt aan de oppervlakte. Hier mondt het uit in roepen om het roepen, om posities bepalen en strepen trekken. Minderheidsgroepen zijn niet dominant. Ze worden gelabeld door de dominante meerderheid. Als labels gaan regeren, verdwijnen minderheden in niemandsland. Het is menseigen om je dan toch te laten zien. Hoe? Op een manier die binnen je vermogen ligt en die dominanten laat weten dat je er bent, dat jij ook bent. Een eindeloze strijd barst los.
Andere taal en aanpak
Integratie vraagt om andere taalgebruik en duidelijke maar bezielde spelregels. Integratie is geen opname in een (groter) geheel maar samen leven in een (groter) geheel. Het geheel waar gewoon en bijzonder elkaar ontmoeten. Er is balans in elkaar als (mede)mens zien, en als zodanig met elkaar omgaan. Elk label dat integratie in de weg staat, wordt onafhankelijk beoordeeld op nut en noodzaak. Het wordt voorzien van nieuwe taal die verbindt en van doelen die dominantie verbannen. Die samenlevingskracht stimuleren en de kracht van verschillen, benutten.
Het is aan de overheid om een voorbeeldrol te nemen in het nastreven van integratie. Het wordt punt 1. van het moreel kompas voor elke bewindspersoon, en van de ‘to do’ list voor elk ministerie. Elke stap of uitspraak die integratie in de weg staat, wordt eveneens onafhankelijk beoordeeld. Niet op nut en noodzaak, maar op dominantie en uitsluiting. Een gele of rode kaart bepalen het gevolg voor de betrokkene(n) in kwestie.