Er moet toch een manier zijn die ons bijvoorbeeld bij de aanblik van groene alpen niet eerst laat afvragen wanneer we dan wel in ons steeds grotere vrij individuele cocons naar de skipistes kunnen sjezen (of een helikopter kunnen huren om snel wegsmeltende kunstsneeuw uit te strooien!). Een manier die ons dan doet bedenken dat meer groen op de pistes daar, later minder ‘groen’ (voedsel!) op onze akkers hier betekent. Maar snel terug naar m’n gedachten over mensgemaakte materialen…
Een weg terug?
‘Kan het niet terug?’ Kunnen de grondstoffen van het mensgemaakte materiaal weer beschikbaar komen voor planten en dieren en, algemener, het ecosysteem waar wij niet zonder kunnen en zelf(s) deel van uitmaken? De plastics die we nu al wereldwijd inademen lijken me bijvoorbeeld geen goede vervanger. Wat zou het mooi zijn als we het gewoon op de composthoop kunnen mieteren. De wereld was (voor het anthropoceen) toch ook eigenlijk een soort van één grote composthoop? Dat woordje composthoop bleef bij me hangen, alsof het me wijsheid zou kunnen bieden *[1]. Het deed in ieder geval veel vragen bij me opborrelen:
Wat is composteerbaar? Hoe laten we dat goed gebeuren? Als het niet composteerbaar is, kunnen we het dan toch composteerbaar maken? Zouden we ons dat meer gaan afvragen als ieder huishouden al z’n afval een tijdje niet buiten eigen tuin of zelfs huis zou brengen? Kunnen we mensen meer laten realiseren dat ‘weggooien’ een naar sprookje is, dat het altijd verplaatsen of veranderen is, maar nooit weg? Hoeveel verborgen afvalhopen hebben we eigenlijk? Extra wegen zijn bijvoorbeeld niet pas vervuilend als het extra verkeer fijnstof van o.a. banden gaat verspreiden, maar zijn bij de bouw al een gelegenheid om puinafval en gerecycled plastic in te verwerken, ook al wordt dat laatste afbrokkelende spul als duurzaam gevierd.
Zou composteerbaarheid een vereiste moeten zijn als onderdeel van het in onze neoliberale wereld ‘ondergesneeuwde’ voorzorgsprincipe? Moeten we ons niet meer bezig gaan houden met afbreekbaarheid dan met bouwen? En ook met onderhoud en repareerbaarheid?
Hoe gaan we verder?
Gaan we verder met onze kinderen op te leiden tot radertjes in ‘blackbox’-systemen van Big Oil, Big Tech, Big War, etc., in de ijdele hoop er boven uit te stijgen voor de allesverslindende god geld? Of gaan we de artificiële complexiteit te lijf en gaan we voor intrinsieke directe inzichtelijkheid en uitprobeerbaarheid door de gehele maatschappij? En ja, dat kan betekenen minder concurreren, meer samenwerken. Dus meer met de voeten in de klei, handen aan het bed, minder indirecte – digital twin – wonderbeloften van organisaties met een waterhoofd. Minder valse schadelijke tweedeling tussen werken met je hoofd en je handen. Een flinke herbezinning op hiërarchie. Een focus op waarde, betekenis, samenwerking en informatie. Techniek is 1 van de vele middelen die we tot doel hebben verheven en moeten ontmaskeren als zodanig; het moet een tool zijn, wij niet haar fool. Minder indirect communiceren via allerlei gefilterde techniek ‘social’ media of buurtApp, maar echt de buurt in, de artificiële afstand omzeilen.
Kom tot rust bij de composthoop; er lijkt zelfs ‘niets’ te gebeuren. Dit gaat over ‘zijn’, over er mogen zijn. Niet mee moeten in een ratrace van meer produceren (De term ‘groei’ laat ik liever aan de natuur, die wel ‘achter haar eigen reet opruimt’). Niet een ‘wel’vaart die de mensheid alleen maar sneller en vervelender naar haar eind brengt.
Dit gaat over elkaar waarderen, ook als wat jij voor positiefs doet (afval prikken, opvoeden, mantelzorgen), nu niet in het vakje betaalde baan past. En ook al zien we de klimaatrampen iedere dag op TV, denken we nog steeds dat het om een verre toekomst gaat? Nog geen halve eeuw geleden was het heel normaal dat je in de zomer in sappig gras kon gaan liggen om insecten te bekijken, nu niet meer. Het jaar 2100 is wat met de huidige levensverwachting door het merendeel van de huidige kleuters en jonger gehaald zou moeten worden, maar menig klimaatexpert vraagt zich af of de levensverwachting van de gehele mensheid niet lager is. Die kleuters zien het ook al op het Jeugdjournaal, weten het beter dan menig volwassene. We houden ze niet voor de gek. Tussen hoop en vrees hebben we rust nodig om inzichten echt tot ons binnenste (inner) te laten doordringen, ze durven uit te spreken, en elkaar te bevragen en te helpen, en ook gewoon samen te ‘zijn’, dwars door de generaties, culturen en kleuren, maar vooral klassen heen. Niet de opgedrongen vaart. Niet het spektakel. Niet het mislukt imponeren met dure dingen. Niet de knallen en de vlammen. Vragen rond de grote composthoop, maar juist ook sociaal en klein rond de composthoop van je buurtmoestuin en de moestuin op het dak van je werk? Wacht niet af, laat je niet leven, maar bescherm het leven, maak ruimte voor ‘welzijn’ en vragen rond de composthoop.
*[1] Ruud Steltenpool: “Later bedacht ik me dat ik decennia geleden letterlijk een wijze composthoop had gezien, met dank aan Jim Henson, beroemd van vooral TV-serie the Muppets, maar ook Freggle Rock.” De Nederlandse Wikipedia schrijft over die laatste: Als de Freggels met een probleem zitten opgescheept raadplegen ze de alwetende storthoop Gloria (Engels: Marjory): een bebrilde berg compost die de taak van orakel op zich neemt. Zij wordt altijd bijgestaan door twee op ratten gelijkende wezentjes genaamd Filo en Soof. En de Engelstalige Wikipedia schrijft over het programma: proved accessible to audiences of all ages, and used the fantasy creatures as an allegory to deal with serious issues such as prejudice, spirituality, personal identity, the environment, and social conflict. Ik heb er zelfs nog een stukje wijsheid van teruggevonden.
Ruud Steltenpool is vooruitdenker en als information analist verbonden aan Saxion University of Applied Sciences en Geluk Centraal.